Algemene beginselen van behoorlijk bestuur (ABBB)

10 december 2019

De overheid, of meer in concreto bestuursorganen, handelen in een bijzondere positie. Wanneer zij bijvoorbeeld een vergunning verleent staat een bestuursorgaan boven de burger en worden er belangrijke beslissingen genomen. Feitelijk bepaalt een bestuursorgaan in die gevallen eenzijdig de rechtsgevolgen voor een burger. De handelingen van bestuursorganen zijn om die reden – in de jurisprudentie – gereguleerd door middel van algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Bij inwerkingtreding van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in 1994 zijn veel van deze beginselen gecodificeerd. Aldus vallen de algemene beginselen van behoorlijk bestuur als een soort gedragsregels voor de overheid aan te merken. In deze blog worden de belangrijkste beginselen omschreven.

Onderscheid 

De algemene beginselen worden (in de literatuur) onderscheiden in formele en materiële beginselen. Formele beginselen hebben betrekking op de voorbereiding en/of totstandkoming van besluiten. Materiële beginselen hebben daarentegen betrekking op de inhoud en/of de uitvoering van besluiten. Het onderscheid is puur gemaakt om het verschil tussen de beginselen te kunnen duiden. Het is aldus niet zo dat het ene beginsel van meer waarde is dan het andere.

Het motiveringsbeginsel

Artikel 3:46 Awb geeft het motiveringsbeginsel:

‘’Een besluit dient te berusten op een deugdelijke motivering.’’

Op grond van het bovenstaande dienen bestuursorganen hun besluiten en/of beschikkingen deugdelijk te motiveren. Van deugdelijkheid is sprake wanneer de feiten worden uiteengezet en de daarop gebaseerde keuze moet begrijpelijk zijn. Een ondeugdelijke motivering leidt er geregeld toe dat het bestuursorgaan het oude besluit niet in stand kan laten en aldus een nieuw besluit zal moeten nemen, die vanwege de hernieuwde motivering – in de regel – tot een ander resultaat zal leiden.

Het fair play-beginsel

Een ander formeel beginsel is het zogenaamde fair play-beginsel. Artikel 2:4 Awb geeft een soort omschrijving. Fair play is echter een bekend begrip. De overheid moet zich eerlijk opstellen. De overheid doet niet aan te ingewikkelde procedures en gedraagt zich ook niet zodanig dat het voor de burger lastig is om zijn of haar rechten te halen. Het beginsel wordt ook vaak eenvoudigweg weergegeven als het beginsel dat de overheid zonder vooringenomenheid dient te handelen. Persoonlijke belangen van ambtenaren mogen dus geen rol spelen in de besluitvorming van een bestuursorgaan.

Het zorgvuldigheidsbeginsel

Het gaat hierbij ook om een formeel beginsel, op grond waarvan het ook wel het formele zorgvuldigheidsbeginsel wordt genoemd. In het proces van besluitvorming moet de overheid zorgvuldig handelen. Een en ander vereist een goede voorbereiding, waarbij gekeken dient te worden naar alle feiten en belangen. Een overhaast besluit is op grond van dit beginsel dus niet mogelijk.

Het vertrouwensbeginsel

Het vertrouwensbeginsel is een materieel beginsel en wordt om die reden ook wel het materiële rechtszekerheidsbeginsel genoemd. Maar waar ziet dit beginsel op? De overheid dient op grond hiervan het door haar gewekte vertrouwen te honoreren. Uit de jurisprudentie volgt dat de overheid slechts aan een toezegging gebonden kan zijn indien sprake is van een concrete (en ondubbelzinnig) gedane toezegging door een daartoe bevoegd persoon, die aan het bestuursorgaan toegerekend kan worden (rechtsoverweging 10.1). Het vertrouwensbeginsel is dus zeker niet onverminderd van toepassing.

Détournement de pouvoir

Het beginsel van détournement de pouvoir is ook een materieel beginsel en is gecodificeerd in artikel 3:3 Awb:

‘’Het bestuursorgaan gebruikt de bevoegdheid tot het nemen van een besluit niet voor een ander doel dan waarvoor die bevoegdheid is verleend.’’

Het beginsel komt het duidelijkst naar voren door een voorbeeld te geven. De overheid mag een bouwvergunning niet weigeren omdat de aanvragen c.q. burger een jaar geleden een boete niet heeft betaald. Daarvoor is de bevoegdheid tot het uitgeven van vergunningen namelijk niet gegeven.

Het evenredigheidsbeginsel

Ook het – materiële – evenredigheidsbeginsel kent een wettelijke basis in artikel 3:4 Awb. Het gaat erom dat de nadelige gevolgen van een besluit (welke het algemeen belang dient) voor een of meer belanghebbende niet in wanverhouding staan tot de doelen die het besluit dienen. Wanneer er sprake is van een wanverhouding zal de overheid dit middels een vergoeding, de zogenaamde nadeelcompensatie, moeten compenseren.

Ook het gelijkheidsbeginsel zoals we die terugvinden in artikel 1 van onze Grondwet heeft te gelden als een materieel beginsel.

In deze blog zijn de belangrijkste beginselen kort omschreven. Van groot belang is dat de overheid niet zomaar bepaalde besluiten kan en mag nemen. Net zo goed als de burger is de overheid aan regels gebonden. Indien u een afwijzend besluit van de overheid ontvangt, kan het raadzaam zijn om het besluit aan de bovenstaande beginselen te toetsen. Neem hierbij een jurist in de hand!

Hebt u vragen? Neem dan contact met ons op via 038-2022738 of info@juristenzwolle.nl om uw mogelijkheden te bespreken.

Meer blogs over
juridisch